Eeuweling - Bon-vivant - Fraudeur?
In 1745 gaven de regenten van Jobs gasthuis in Utrecht opdracht aan ‘een goet meester’ om Jan Gerritsz. Kuijper alias Jan Practiseer te portretteren ‘tot een gedachtenisse’. Op dat moment verbleef Jan al ruim 30 jaar in het gasthuis en had hij de eerbiedwaardige leeftijd van 105 jaar bereikt – tenminste, zo dachten de regenten.
Jan Gerritsz. Kuyper alias Jan Practiseer (1648-1749), navolger van Jan Maurits Quinkhard, ca. 1745. Met het schilderij linksboven in Jan’s kamer, met daarop een vrouw die een man er van langs geeft, zou de schilder zomaar kunnen verwijzen naar Jan’s reputatie als levensgenieter.
Bron: RKD Afbeeldingsnummer 0000151313.
Jan was in 1714 in het gasthuis komen women als provenier: een oude van dagen die tegen betaling de rest van zijn leven onderhouden werd. Jan betaalde 350 gulden. Vreemd genoeg was hij op dat moment getrouwd met zijn (derde) vrouw, die elders in Utrecht bleef wonen. Had zij Jan de deur gewezen? Dat is geen gekke gedachte: kort nadat hij als provenier in het Jobs gasthuis was komen te wonen, waren er al klachten over 'droncke drincken, inpertinente bejegingen, onbeschofte expressiën'. Jan werd genoemd als 'den principaalsten roervinck en grootspreker' en voor een maand uit het gasthuis gezet (een gebruikelijke straf in gasthuizen). Hij werd weer in genade aangenomen na smeekbedes van zijn vrouw en kinderen en nadat hijzelf had beloofd zijn leven te beteren. Vele jaren later, werd de inmiddels hoogbejaarde bon-vivant Jan nogmaals tijdelijk uit huis gezet.
Desondanks koesterden de regenten hun vrolijke bewoner, wellicht met name nadat Jan een toontje lager ging zingen toen hij in zijn nadagen zijn gezichtsvermogen verloor en slecht ter been raakte. Hij bracht enkele uren per dag alleen in zijn kamer door, waarmee hij zijn bijnaam ‘Practiseer’ (contempleren) eer aan deed. De regenten kozen er echter voor Jan te portretteren als de levendige persoonlijkheid die hij in zijn eerste decennia als provenier was geweest.
Het Jobsgasthuis kort na het overlijden van Jan Practiseer. Hendrik Gerbrand Schutter, 1756.
Bron: Rijksmuseum RP-T-1894-A-2930
Jan werd ongetwijfeld honderd jaar oud. Of hij ook echt 111 werd is nog maar de vraag: er zijn aanwijzingen dat Jan ‘slechts’ 101 werd. De historicus Van Klaveren maakt aannemelijk dat de provenier misschien loog over zijn leeftijd toen hij in het Jobsgasthuis kwam. Dat zou Jan zomaar met opzet gedaan kunnen hebben: regenten hielden normaal gesproken rekening met de levensverwachting bij de onderhandelingen over de inkoopsom van proveniers. Door er tien jaar bij te liegen en te claimen dat hij al 76 was, zou de sluwe Jan een lagere inkoopsom bedongen hebben.
De meeste regenten waren bekend met deze vorm van fraude: proveniers moesten normaal gesproken hun leeftijd bewijzen aan de hand van een uittreksel uit de doopregisters. Of de regenten van het Jobsgasthuis ook daarom gevraagd hebben, is onbekend. We weten wel dat zij niet erg bekend waren met de hele proveniersconstructie: toen zij in 1714 Jan en een andere oude van dagen toelieten als provenier, deden zij dat bij hoge uitzondering, omdat het gasthuis er financieel slecht voor stond. Bood dit Jan de mogelijkheid de regenten op de mouw te spelden dat hij 76 was in plaats van 66? En was dit het leugentje dat ervoor zorgde dat zijn overlijden in 1749, ‘111’ jaar oud, een ware hype onder schilders en verslaggevers inleidde?
Voor een luttele 350 gulden verzorgde het gasthuis Jan gedurende meer dan 35 jaar – een waar fiasco! Maar wellicht hadden de goedgelovige regenten tenminste hun lesje geleerd: pensionering was een gevaarlijke onderneming die het beste overgelaten kon worden aan de financieel onderlegden.
Verwijzingen:
G. van Klaveren, ‘Hoe oud werd Jan Practiseer?’ Maandblad van Oud-Utrecht 19:6 (1946) 41-43.
Zie ook de website van Jan Lafeber.